Vanaf 5 juli 1951 krijgt de Oudheidkamer beschikking over een eigen ruimte in het voormalige gemeentehuis van Aengwirden aan de Fok. Eindelijk kan de lang geplande tentoonstelling doorgang vinden. Er worden maar liefst drie zalen ingericht. In de hal zijn tegeltableaus en diverse zuivelwerktuigen te zien. Wegens ruimtegebrek staan in de gang ook de  Middeleeuwse stenen lijkenkisten. In de zuidelijke voorkamer zijn allerlei schilderijen te zien die betrekking hebben op Heerenveen. In de noordelijke voorkamer valt het oog direct op de prachtige 17eeeuwse bedstede uit het Oenemahuis. De Opkamer wordt geheel in 18e eeuwse stijl ingericht.

De begane grond is veel te klein voor de grote hoeveelheid aan objecten en archieven. De wanden zijn overvol. De Oudheidkamer krijgt het zwaar. Na acht jaar kunnen bezoekers per dag op een hand geteld worden. De presentaties voldoen niet langer aan de verwachtingen van de bezoeker. Begin 1966 krijgt de Oudheidkamer ook beschikking over de bovenverdieping waardoor meer ruimte komt voor de tentoonstellingen en deze aangepakt kunnen worden. De bovenverdieping is in zeer slechte staat. Er is vanuit de gemeente geen geld voor restauratie. De vertrekken worden daarom geheel met vrijwilligers in toonbare toestand gebracht.